Met de huidige wetgeving lopen gemeenten, inwoners en bedrijven aan tegen regels die ingewikkeld zijn, onvoldoende rekening houden met de kenmerken van een gebied of zelfs strijdig zijn met elkaar. Ze krijgen te maken met tijdrovende procedures, lange doorlooptijden, hoge kosten en onvoorspelbaarheid van bestuurlijke en juridische procedures. De focus lag lange tijd op het beschermen van de fysieke leefomgeving en niet op het benutten ervan.
De Omgevingswet bundelt ongeveer 40 sectorale wetten, 150 Algemene Maatregelen van Bestuur en honderden regelingen op het gebied van de leefomgeving tot 1 wet met een aantal kerninstrumenten. Bij de aankondiging van de Omgevingswet in 2014 werd gesproken over “de grootste wetgevingsoperatie sinds de vernieuwing van de Grondwet in 1848”.
Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang:
- bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en;
- doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.
(Bron: artikel 1.3 van de Omgevingswet)
Bron:Vernieuwing stelsel Omgevingsrecht, publicatie 29-11-2019
De Omgevingswet gaat gemeenten veel ruimte geven om lokale afwegingen te maken. Daardoor kunnen gemeenten meer maatwerk leveren en de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren. Hier profiteren hun inwoners en de bedrijven van. De betrokkenheid van inwoners en ondernemers bij gemeentelijke keuzes en meer ruimte voor het realiseren van eigen dromen en ambities, verhoogt de kans op besluiten die beter aansluiten, de acceptatie van besluiten en op effectievere uitvoering. Gemeenten kunnen, in overleg met hun inwoners en ondernemers, per gebied/wijk bepalen welke kwaliteit zij wensen. Het maatwerk maakt lokaal beheer en ontwikkeling van de fysieke leefomgeving mogelijk.
Een ander geschetst voordeel is dat gemeenten sneller besluiten kunnen nemen, die daarnaast inzichtelijker zijn. Dat kan positieve effecten hebben op het vertrouwen tussen burger en overheid. Ook neemt de regeldruk en bestuurlijke lasten af.
Aan de andere kant zijn er ook kritische noten hoorbaar. Vanuit de overheid moet de houding ten opzichte van inwoners en ondernemers bij toepassing van de nieuwe Omgevingswet veranderen van ‘nee, tenzij’ naar ‘ja, mits’. Dat betekent dat de overheid niet meer moet denken in onmogelijkheden, maar in mogelijkheden. Deze gewenste cultuuromslag wordt door velen gezien als een van de grootste kansen (en uitdagingen) die de Omgevingswet gaat bieden. De wetgeving wordt overzichtelijker, maar niet minder ingewikkeld. In de Omgevingswet is bewust gekozen voor meer zorgplichten en minder regels. Er zal niet altijd expliciet zijn voorgeschreven wat ter plaatse is toegestaan. Groeiende flexibiliteit en minder rechtszekerheid zullen er naar onze verwachting wel toe leiden dat het steeds belangrijker gaat worden dat overheden stelselmatig en effectief handhavend optreden en dat op een voorspelbare, evenwichtige wijze doen.
De veranderopgave voor gemeenten is dat zij bij de inwerkingtreding van de wet:
– De kwaliteit van gebiedsgericht werken vorm gegeven hebben en de instrumenten die de Omgevingswet biedt hebben ontwikkeld.
– De dienstverlening naar inwoners en bedrijven hebben aangepast op de mogelijkheden van de Omgevingswet.
– De primaire processen hebben aangepast en gezorgd dat in de organisatie de benodigde competenties beschikbaar zijn.
– De informatievoorziening voor de uitvoering van de Omgevingswet is aangepast en geoperationaliseerd.
De Omgevingswet moet, naar alle waarschijnlijkheid, vanaf 1 januari 2021 alle wetgeving rond ruimtelijke ordening en de leefomgeving vervangen, decentraliseren en digitaliseren. In de media zijn berichten verschenen waarin gesuggereerd wordt dat onder gemeenten, softwareleveranciers en Eerste Kamerleden grote zorgen bestaan over de komst van de Omgevingswet. Over een maand moeten gemeenten massaal beginnen met het testen van de nieuwe wetgeving en de benodigde ict (implementatie, oefenen en vullen van het Digitaal Stelsel Omgevingswet). Maar gemeenten die al experimenteerden met de nieuwe wet, vrezen dat ze straks geld, personeel en kennis tekortkomen om hun werk goed te doen. De verantwoordelijke ict-leveranciers hebben grote twijfels of zij de software op tijd kunnen leveren. De Nationale Ombudsman, die al eerder zijn zorgen uitsprak over de afstand tussen burger en overheid, wil voorkomen dat burgers bij een nieuwe decentralisatie moeilijk mee kunnen komen. De problematiek van decentralisatie in het sociale domein rondom bijvoorbeeld jeugdhulp en Wmo speelt diverse gemeenten nog dagelijks parten.
In een recente brief van 29 november 2019 over de Voortgang stelselherziening Omgevingsrecht van de minister voor Milieu en Wonen geeft mevrouw Stientje van Veldhoven aan dat de inschatting van de bestuurlijke partners en haarzelf is dat het wenselijk en mogelijk is de Omgevingswet per 1 januari 2021 in werking te laten treden. Hoewel niet alle deadlines zijn gehaald en er nog werk verzet moet worden, hebben zij er vertrouwen in dat zij alle zaken in het komende jaar met een gezamenlijke aanpak voor elkaar kunnen krijgen.
De inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet zal volgens de brief worden vastgelegd in een Koninklijk Besluit. De minister streeft ernaar om uiterlijk 1 juli 2020 het Koninklijk Besluit voor de inwerkingtreding bij de Tweede Kamer voor te hangen, waarna men definitief met elkaar bepaalt of de wet daadwerkelijk per 1 januari 2021 in werking treedt. Daarbij wordt gezegd ‘het hoeft niet af te zijn om er klaar voor te zijn’. De stelselherziening is immers meer dan alleen wet- en regelgeving met ondersteunende ict. We beogen een andere manier van werken en dat heeft niet iedereen op één specifieke datum en op één moment gelijktijdig onder de knie.
We wachten de nieuwe berichtgevingen in de zomer van 2020 af en in de tussentijd: ‘Aan de slag met de Omgevingswet’.