Hoe een uitspraak van het EHvJ onze kijk op de rechtsbescherming onder de Omgevingswet zou moeten veranderen

Het staat al een tijd op de planning: het inwerkingtreden van de Omgevingswet. Vanaf 2022 worden de regels voor de fysieke leefomgeving vereenvoudigd en samengevoegd. Ook wordt de burgerparticipatie, voorafgaand aan de besluitvorming, bevorderd. Maar hoe zit het eigenlijk met de rechtsbescherming binnen deze wet? Het antwoord is niet heel positief en op onderdelen zelfs in strijd met het Europees recht. De uitspraak van het Europese Hof van Justitie (EHvJ) van afgelopen 14 januari, omtrent het Nederlands bestuursprocesrecht in relatie tot het Verdrag van Aarhus, is hier een duidelijk voorbeeld van.

Geen zienswijze, maar als belanghebbende wel in beroep, toch ontvankelijk

In die uitspraak wordt ingegaan op een situatie waarbij in 2017 een agrarisch bedrijf een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor het uitbreiden en wijzigen van een bestaande varkenshouderij. De gemeente Echt-Susteren achtte een milieueffectenrapportage hierbij niet nodig. Wel werd de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast. De ontwerp-omgevingsvergunning heeft derhalve zes weken ter inzage gelegen. Hierna is de omgevingsvergunning verleend. Tegen deze vergunning is beroep ingesteld door onder andere de Stichting Varkens in Nood, Stichting Dierenrecht en Stichting Leefbaar Buitengebied, allen milieubeschermingsorganisaties. Zij hadden geen zienswijze ingediend.

De rechtbank Limburg moest allereerst de vraag beantwoorden of de milieubelangenorganisaties ontvankelijk zijn in hun beroepen. De rechtbank was van mening dat deze milieubelangenorganisaties wel aan te merken zijn als belanghebbende in deze procedure. Maar omdat ze geen zienswijze hadden ingediend zou dit volgens artikel 6:13 Awb betekenen dat de beroepen niet-ontvankelijk verklaard zouden moeten worden.

De indieners van de beroepen zijn van mening dat met deze uitleg de toegang tot de Nederlandse rechter wordt belet en dat dit in strijd is met het Verdrag van Aarhus. De rechtbank Limburg zag in deze stelling voldoende aanleiding voor prejudiciële vragen over de uitleg van dit Verdrag. Het verdrag verplicht de deelnemers om het ‘betrokken publiek’ (belanghebbenden) in milieuzaken toegang te verlenen tot de rechter. Het EHvJ oordeelde op 14 januari 2021 dat deze toegang tot de rechter in milieuzaken, voor belangenorganisatie niet mag afhangen van deelname aan een voorgaande voorbereidingsprocedure. Dit is in strijd met het Verdrag van Aarhus.

Omgevingswet en de rechtsbescherming onder het Verdrag van Aarhus

Een belangrijk onderdeel van de Omgevingswet is verdere inbedding van burgerparticipatie bij de totstandkoming van besluiten over de fysieke leefomgeving. De rechtsbescherming tegen genomen besluiten is mijns inziens net zo belangrijk. Deze rechtsbescherming zou, volgens de wetgeschiedenis, gelijk blijven aan de rechtsbescherming onder de huidige wetgeving. De zaak van Varkens in Nood e.a. wijst echter uit dat deze rechtsbescherming niet in lijn is met het Verdrag van Aarhus.

Door de uitspraak van het EHvJ blijkt er voor besluiten met een milieurechtelijke component, die vallen onder de werking van het Verdrag van Aarhus, een uitzonderingspositie te gelden onder het huidige omgevingsrecht. Dit leidt er naar mijn mening toe dat onder de toekomstige Omgevingswet deze uitzondering ook geldt. Dit komt de uniformiteit en eenduidigheid in procedures niet ten goede. Om eenheid en eenvoud in de toekomstige procedures te behouden moet die uitzondering wellicht tot norm worden verheven onder de nieuwe Omgevingswet.

Aanpassingen Awb voor toekomstbestendigheid Omgevingswet

Dat het Nederlands bestuursprocesrecht aangepast moet worden, is evident. Artikel 6:13 Awb is, voor milieuzaken, immers in strijd met het Europees recht (Verdrag van Aarhus). Maar zouden we deze uitspraak van het EHvJ niet moeten laten gelden voor alle besluiten omtrent de fysieke leefomgeving? Straks rijst de vraag bij alle zaken die onder de Omgevingswet vallen of het een milieubelang betreft en of voor de rechtsbescherming dan Europees recht (Verdrag van Aarhus) van toepassing is.

Kortom, met de uitkomst van deze zaak en de huidige regeling in de Omgevingswet en de Awb zal er alleen maar onduidelijkheid blijven bestaan en wordt deze wellicht alleen maar groter. Bovendien kan de vraag worden gesteld, of de rechtsbescherming voor belanghebbenden in ruimtelijke ordenings- en milieuzaken de afgelopen jaren niet te veel is ingeperkt, danwel te eng is uitgelegd.

SynnedBVHoe een uitspraak van het EHvJ onze kijk op de rechtsbescherming onder de Omgevingswet zou moeten veranderen

Related Posts